Datum: 06-12-2020
Mark Eerenberg van Synchroon legt regelmatig op verjaardagen uit wat zijn werk precies inhoudt. Hij ontwikkelt naar eigen zeggen plekken waar mensen prettig wonen, werken en recreëren. Eerenberg ziet woonplekken altijd als deel van een gemeenschap.
Door Martine Bakker
Binnen de projectontwikkeling heeft Mark Eerenberg altijd al gezocht naar vernieuwing. Hij begon daarmee bij ontwikkelaar Blauwhoed en inmiddels is hij alweer ruim drie jaar werkzaam bij Synchroon. De nieuwe locatie pal naast het Utrechtse Centraal Station moet medewerkers en relaties stimuleren om vaker de trein te pakken. Ook het interieur, grotendeels circulair, weerspiegelt de onorthodoxe aanpak van de projectontwikkelaar. In de ovale kantoorplattegrond zijn rigoureus rechte lijnen getrokken met betegelde plantenbakken. De ramen en het uitzicht over de stad vallen daardoor extra op.
De zwembadachtige kantoorinrichting komt uit de koker van architectenbureau Space Encounters. Zij zijn niet ‘middle of the road’ en Synchroon ook niet, verklaart Eerenberg de keuze voor het bureau. Hij leerde Space Encounters drie jaar geleden kennen via het Next Step Program. Dit was een initiatief van de BNA en Synchroon met de missie om jonge architectenbureaus die excelleren in ondernemerschap en architectuur de mogelijkheid te bieden zich versneld verder te ontwikkelen. Space Encounters won in 2017 de eerste editie.
Eerenberg: “Synchroon zoekt haar partners uit vanwege hun kennis en kunde, hun maatschappelijke betrokkenheid. Wij zoeken partners die duurzaamheid belangrijk vinden en innovatief zijn. Ik realiseer mij dat we als ontwikkelaar een rol hebben bij de inrichting van Nederland, zoals iedereen in de bouwketen die heeft. Daar hoort een bepaalde verantwoordelijkheid bij. Ik zie vastgoedontwikkeling als een concept voor een mooier Nederland. Samenwerken met de juiste partners is dan essentieel.”
In Utrecht is Synchroon bekend van binnenstedelijke projecten zoals Merwedekanaalzone en Wisselspoor. Maar Synchroon is ook in andere (binnen)steden en aan de randen van de stad actief. Door grond te kopen en er te bouwen, maar ook door concepten voor een mooier Nederland uit te werken. Zo lanceerde de ontwikkelaar begin dit jaar StadsBuiten, een idee voor kleine woongemeenschappen aan de rand van steden en natuur. In dit kader verscheen een manifestachtige publicatie met kordate teksten, grote foto’s en schematische tekeningen.
Eerenberg: “De trek naar de stad en de druk op de stad is enorm – we móeten verdichten. Maar zonder natuur heeft de stad geen toekomst. En steden zijn nu al rijk aan natuur, al is die stadsnatuur wel kwetsbaar. Synchroon onderzoekt in projecten als Merwedekanaalzone hoe je groen integreert in en aan gebouwen. Er is echter ook een doelgroep die wel dicht bij de stad wil wonen, maar niet per se hoogstedelijk. Voor hen is de stadsrand een optie.”
In ecologisch opzicht is de stadsrand belangrijk omdat hij tussen de genoemde stadsnatuur en de natuur buiten de stad in ligt en die twee dus kan verbinden. Synchroon wil de stadsrand dan ook niet op de bekende wijze bebouwen, maar pleit voor buurtjes “met aandacht voor gemeenschapszin en de natuur”. Dit is mede ingegeven door maatschappelijke thema’s als eenzaamheid en het feit dat kinderen niet genoeg buiten spelen.
Samen met Delva Landscape Architecture and Urbanism, Houben Van Mierlo Architecten en Staatsbosbeheer kwam Synchroon uit op zes principes om de stadsrand verantwoord te ontwikkelen. Daarin staat samenwonen centraal en wordt er qua eigenaarschap zoveel mogelijk gedeeld. De openbare ruimte is een verblijfsruimte en geen verkeersruimte: sociale interactie staat voorop. De stad en het buitengebied worden niet alleen verbonden met het oog op de biodiversiteit, maar ook voor wandelaars en fietsers. En de nieuwe buurtjes aan de stadsrand zijn klimaatadaptief en toekomstbestendig.
Net als de progressieve manifesten uit de jaren 1920-1930 maakt de publicatie inzichtelijk hoe het níet en hoe het wél moet. Zo is traditionele verkaveling met veel privégrond langs brede wegen, niet de bedoeling maar staan de woningen en woonblokken vrij op collectieve grond en loopt de hoofdinfrastructuur tot de rand daarvan.
Anders dan in de historische manifesten verkende Synchroon ook alvast de financiën. Met de kosten die worden bespaard door minder infrastructuur aan te leggen kunnen bijvoorbeeld gezamenlijke voorzieningen als een moestuin, zwemvijver of buurtschuur worden bekostigd. Eerenberg vult aan dat ook het ‘framen’ van belang is om een project te doen slagen: “Je moet van tevoren duidelijk hebben wie je doelgroep is en wat je project bijzonder maakt.”
Om tot een gedegen publicatie te komen bezocht Eerenberg verschillende voorbeeldprojecten. De Leusdense wijk Rozendaal vindt hij zeer geslaagd wat betreft de collectieve buurtvoorzieningen. “Hier werden in de jaren zeventig betaalbare woningen – Eurowoningen – in het groen gebouwd. Bewoners runden er onder meer hun eigen buurtzwembad. Er is sindsdien wel iets veranderd, maar de wijk is nog steeds een succes – de kinderen die er toen opgroeiden, willen er nu met hun eigen gezin wonen.”
Andere voorbeelden waar Eerenberg blij van wordt zijn Ithaka in Almere, de Pixelhof in Eindhoven en het GWL-terrein in Amsterdam. “Het blijkt dat mensen zich hier verbonden voelen met hun buurt”, vat hij samen. “De kleur en materialisatie van de architectuur zorgt voor eigenheid en herkenbaarheid. Maakt ze zelfs trots. Maar gemeenschappelijke voorzieningen doen dat nog veel sterker. In Almere zijn de bewoners superblij met hun natuurlijke zwemvijver. Die is niet duur maar levert een enorm bijdrage aan de gemeenschapszin. Met zulke middelen kun je al snel veel doen voor een buurt.”
De genoemde referenties staan bewust niet in de publicatie om het idee van StadsBuiten zo abstract mogelijk te houden. “Het gaat om stedenbouw en die heeft van zichzelf een bepaalde abstractie”, legt Eerenberg uit. “Als je de stedenbouw wilt veranderen, moet je op dat abstractieniveau inzetten. Pas daarna kijk je hoe het op een specifieke locatie uitpakt. Door het abstract te houden, blijf je dichter bij het proces. Dat proces moet veranderen, wil je met het oog op de aarde en de mens echt iets verbeteren.”
Ondanks de concentratie op het proces staan er genoeg plaatjes in de publicatie. Er is een fotoreportage over bestaande stadsranden. Schematische, stedenbouwkundige tekeningen maken de uitgangspunten duidelijk. En er zijn sfeertekeningen die het – mogelijke – toekomstige leven in de buurtjes weergeven ‘op een warme dag’, met rondscharrelende insecten, kippen, kinderen, opa’s en oma’s.
Veel gemeenten tasten nog af hoe zij hun klimaatadaptieve en sociaal-maatschappelijke visies aangaande verdichting en bebouwing precies vorm moeten geven. Het proces lijkt inderdaad de crux. Hoe dan ook laten Synchroon en consorten met StadsBuiten alvast zien hoe het anders kan. En, niet onbelangrijk, zij bieden een formule voor een kleine schaal – de schaal waarop je kunt experimenteren.
Zie ook de website van Synchroon, StadsBuiten en de projectpagina’s van DELVA
Dit is een artikel in het magazine van het programma WAT ALS? / WAT NU? In dit programma zoomen we in op de grote opgaven voor de stadsregio van morgen. Hoe combineren we wonen, werken, mobiliteit en groen in de schaarse ruimte en hoe komen we tot verantwoorde groei?