Belangstelling voor geometrie en respect voor de aard van een landschap kreeg Maike van Stiphout met de paplepel ingegoten. “Mijn vader was wiskundige, mijn moeder bioloog.” Door eerder onderzoek kent ze de gelaagde geschiedenis van het Rijnenburgse landschap als geen ander. Ze ziet dan ook het belang van de verankering van dat verleden in de ruimtelijke planvorming voor een nieuwe woonwijk.

Door: Eric Burgers

Poldergebied Rijnenburg staat al langer dan vandaag als mogelijke woningbouwlocatie op het netvlies van de gemeente Utrecht en de Rijksoverheid. Maike raakte betrokken bij de planvorming toen ze zich verdiepte in de ligging van de Limesweg, de route langs de noordgrens van het Romeinse rijk. “ In 2006 heb ik de merendeels verdwenen grensweg, die van castellum naar castellum liep, bewandeld en in kaart gebracht. Zo goed en zo kwaad als het gaat, door weilanden, achtertuinen en bebouwing heen.”

Landschapsplan

Naar aanleiding van die analytische speurtocht verzocht gemeente Utrecht haar om de archeologie en cultuurhistorie van Rijnenburg, destijds de beoogde locatie van een nieuwe woonwijk, in een historisch-ruimtelijke context te plaatsen. Zodat ontwerpers ermee aan de slag zouden kunnen. “Er waren aanwijzingen dat zich onder het maaiveld een waardevol bodemarchief bevindt, met de nodige sporen uit de Romeinse tijd.” In het boekwerk Polder Rijnenburg: Cultuurhistorische landschapsanalyse (2007) presenteert DS landschapsarchitecten een reeks landschapskaarten vanaf de Romeinse tijd tot nu, met een uitgebreide toelichting. “Zo kon iedereen die belang had bij de planvorming, beschikken over de broodnodige historische en ruimtelijke informatie. Stedenbouwkundigen, grondeigenaren én bewoners.”

“Als je voortbouwt op wat er al is aan aardkundige, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten, wordt verstedelijking een gelegenheid om waarde toe te voegen.”

Vervolgens vroeg de Dienst Stedelijke Ontwikkeling haar bureau op basis van die kennis een schets te maken voor een nieuw landschap, met plek voor 33 woningen per hectare en bedrijventerreinen. “Hoe kunnen het water, de bodem, de natuur, de aanwezige archeologie en het erfgoed een voor een dergelijke bewoningsdichtheid ontvankelijk landschap vormen?” Buurten en woningen kunnen vervolgens in zo’n kader worden ingepast, suggereert Maike. “Als je voortbouwt op wat er al is aan aardkundige, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten, wordt verstedelijking een gelegenheid om waarde toe te voegen.” De vastgoedcrisis gooide echter roet in het eten. Tot een schetsontwerp kwam het niet.

Urbane wildernis

Eerst landschap, dan bebouwing. Maike heeft zich gedurende haar loopbaan sterk gemaakt voor ruimtelijke ontwikkeling die rust op de natuurlijke systemen en kwaliteiten ter plekke. “Je loopt naar buiten en alles heeft met elkaar te maken, zowel in de ruimte als in de tijd. Lukraak ingrijpen in een landschap alsof het een onbeschreven blad is, heb ik nooit begrepen.” Soms is er amper behoefte aan ontwerp en ruimtelijke ordening, zegt ze, verwijzend naar de gewenste ontwikkeling van een park in Oegstgeest. “Jarenlang heb ik erop gehamerd in twee oude poldertjes de natuur haar gang te laten gaan. Gebruik ze als retentiebekken en natuurlijke waterzuivering voor omliggende nieuwbouwwijken en laat ze verder ongemoeid.” Het stukje urbane wildernis kreeg de naam Landschapspark Poelgeest en geniet inmiddels bekendheid als een Zuid-Hollands vogelparadijs.

Ontwerpateliers

In het verlengde van vernieuwde ambities voor Rijnenburg wordt Maike in het voorjaar uitgenodigd om twee ontwerpateliers te leiden. Ze is blij dat er gelegenheid is om over te brengen welke kansen er zijn voor een op het landschap en de archeologie gestoelde gebiedsontwikkeling. “Om de potentie van een landschap dat je op je duimpje kent, nader in kaart te brengen met de gemeente, grondeigenaren en andere ontwerpers, dat voelt als thuiskomen.”

Maike van Stiphout als ateliermeester bij het ontwerpatelier (foto: AORTA)

Terwijl binnen de ontwerpateliers aan de gang zijn, worden buiten sporen blootgelegd. In het najaar van 2023 is namelijk een eerste, inventariserende fase van het archeologisch onderzoek ingezet. Gemeentelijk archeoloog Erik Graafstal schuift bij de sessies aan om informatie vers uit de proefsleuf met de deelnemers te delen. “Door deze dynamiek”, zegt Maike terugkijkend op de bijeenkomsten, “werd de samenhang tussen de geschiedenis van het landschap en menselijke activiteiten in verschillende perioden haast tastbaar.” Want, benadrukt ze, dat Rijnenburg al in de prehistorie werd bewoond en het bodemarchief sindsdien nagenoeg ongeschonden bleef, maakt de ontwikkeling van nieuwe nederzettingen tot een bijzonder project. “Volgens mij raakte iedereen ervan doordrongen dat je hoe dan ook op een langdurig en rijk verleden voortbouwt.”

Bouwstenen en walnoten

In de ateliers wordt een vorm van ontwerpend onderzoek toegepast. Een laan, een watergang, een woonterp of een voormalig kasteelterrein: door in het landschap al dan niet zichtbare ruimtelijke elementen te identificeren als aanknopingspunten voor gebiedsontwikkeling, schetsen de aanwezigen een grove aanzet tot een ruimtelijk kader. Maike legt uit: “Bodem, water, geschiedenis, dichtheid van bebouwing, wijze van ontsluiting. In welke configuraties en combinaties sluiten ze goed op elkaar aan? We hebben globaal verkend hoe de water- en bodemsystemen en de archeologie van Rijnenburg zich verhouden tot een grootschalige gebiedsontwikkeling en tot kansen voor klimaatadaptatie en biodiversiteit. Ik kreeg de indruk dat men dit geïnformeerd onderzoeken van wat er zou kunnen, waardeerde.” De ateliers monden uit in vier nader beschreven bouwstenen voor de ontwikkeling van Rijnenburg.

“De Romeinen introduceerden walnoten in Nederland. Wellicht is het een goed idee om notenbomen terug te brengen, als verwijzing naar Romeinse praktijken én als klimaatbestendige soort?”

Op verzoek van de gemeentelijke erfgoedafdeling maakt plantenexpert Fred Booy van DS landschapsarchitecten ook een ‘gereedschapskoffer beplantingen’. Het landschap van Rijnenburg wordt sowieso anders, stelt Maike: “Wij geven aan hoe de weilanden en maïsvelden kunnen transformeren naar een veel rijkere, voor allerlei soorten geschikte leefwereld.” In die transformatie kunnen ook verbanden worden gelegd met planten, bomen én dieren die hier vroeger groeiden en leefden. “Behalve diverse kruiden en kippen introduceerden de Romeinen walnoten in Nederland. Wellicht is het een goed idee om notenbomen terug te brengen, als verwijzing naar Romeinse praktijken én als klimaatbestendige soort?”

Bron van inspiratie

De manier waarop de gemeente het verleden van Rijnenburg nu vooropstelt in de planontwikkeling, kan Maike alleen maar toejuichen. “Als ruimtelijk ontwerper heb ik soms rekening te houden met archeologisch waardevolle plekken of historische kenmerken van het landschap. Die markeer je dan of je maakt ze leesbaar. Maar dat ze een dergelijk grootschalige gebiedsontwikkeling mede richting geven, is uitzonderlijk.” Dat de archeologisch meest waardevolle grond ook de beoogde bouwgrond is voor woningen in een zeer hoge dichtheid, maakt het ruimtelijk ontwerp des te uitdagender. “Hoe sturend gaan het onderzoek en de analyse straks zijn?”

“Rol je de grasmat op, dan denk je: mijn god, wat een geschiedenis. Daar kun je eindelijk over gaan vertellen.”

Een bron van inspiratie ligt echter naast de deur, aan de andere kant van de A12. “Fiets je weleens rond in Leidsche Rijn? In haar masterplan heeft Riek Bakker het landschap goeddeels in stand gehouden. Je fietst over de oude bebouwingslinten en komt af en toe een nieuwbouwwijkje tegen, zo lijkt het. Je kunt er terug in de tijd stappen. Je snapt hoe het was.” Anders dan in Leidsche Rijn is het verleden van Rijnenburg voornamelijk onzichtbaar want verstopt in de grond. “Het lijkt alsof je ongehinderd in het weiland kunt bouwen, maar dat is een misverstand. Rol je de grasmat op, dan denk je: mijn god, wat een geschiedenis. Daar kun je eindelijk over gaan vertellen.”

Onderlegger

Het bedenken en tekenen van een landschap voor een nieuw Rijnenburg, als een onderlegger voor verdere ruimtelijke ontwikkeling, zou wat Maike betreft een logische volgende stap zijn. Met een aantal scenario’s op grond van eigendommen, zodat er afwegingen kunnen worden gemaakt tussen kwaliteiten, kansen en kosten. “Zo verankert de gemeente de archeologie en cultuurhistorie, een kernkwaliteit van het gebied, in de planvorming.” Wat als de in het landschap gefixeerde geschiedenis wordt genegeerd? “Dan kom je telkens van alles tegen en moeten plannen en ontwerpen voortdurend worden aangepast. Dat geef ik je op een briefje.”


Bouwen met Erfgoed is een project van de gemeente Utrecht, architectuurcentrum AORTA en verschillende kennispartners. Doel is de archeologische waarde van het gebied vroegtijdig in kaart te brengen en de uitkomsten hiervan sturend te laten zijn bij toekomstige gebiedsontwikkelingen. Lees verder

Maike van Stiphout

Met Bruno Doedens richtte Maike in 1993 DS landschapsarchitecten op. Sindsdien combineert ze onderzoek en ruimtelijk ontwerp om plekken te helpen scheppen die wortelen in de aanwezige natuurlijke systemen en historie. Behalve in een reeks ontwerpstudies resulteerde dit in een Eerste gids voor natuurinclusief ontwerp (2019) en een meer specifiek op ontwerpers en beheerders gerichte Tweede gids voor natuurinclusief ontwerp (2023). “Van mijn opa, vóór de oorlog een officier in het Nederlandse leger, kreeg ik als kind een kistje met topografische kaarten van Nederland vanaf 1900. Hij had ze achterovergedrukt om te voorkomen dat ze in handen van de vijand zouden vallen. Als jonge landschapsarchitect kon ik dankzij die kaarten inschrijven op opdrachten met een historisch onderbouwd verhaal. Van digitale tools zoals Topotijdreis was toen nog geen sprake. Dat kistje heeft me veel gebracht.”