Datum: 18-04-2022
Het buitengebied, het platteland, heeft te maken met veel beleidsdoelen. Sommige voelen als van bovenaf opgelegd. Dit ontneemt de mensen in het gebied het gevoel van eigenwaarde en regie. Energie is zo’n thema.
Door: Ragnhild Scheifes
Deze column is onderdeel van de publicatie Routes naar het Landschap van Verlangen over zonne-energieproductie als aanjager voor landschapsontwikkeling. Met ontwerpvoorbeelden, columns en een routekaart biedt deze publicatie inspiratie en inzichten voor iedereen die te maken heeft met de komst van zonnevelden.
In de RES zijn er afspraken gemaakt. Vaak is de benodigde opwek meer dan met zon op dak te realiseren is. Grootschalige duurzame opwek legt dan ook een stevige claim op de ruimte. Iedereen vindt hier wat van en wat voor de één een mooie kans is, ziet de ander als ‘n beperking. Ontwikkelaars duiken op de grondeigenaren en bieden goede (!) prijzen. Voor boeren die het financieel moeilijk hebben of met pensioen willen, is dit zeer verleidelijk. Hier ontstaat een strijd om de grond. Normaal valt grond van een stoppende boer vrij, grond die andere boeren bijvoorbeeld kunnen gebruiken om te extensiveren. Maar ook de buurtbewoners vinden wat van zonnevelden. Zij zijn vaak in het buitengebied gaan wonen vanwege het mooie landschap. Kortom: botsende belangen.
Toch is er een uitweg uit deze ogenschijnlijk onontwarbare kluwen. Dat start met een gesprek. Door met elkaar in gesprek te gaan en naar elkaars belangen te luisteren is het mogelijk om samen oplossingen te bedenken. Het is in dat gesprek belangrijk alle verschillende thema’s die spelen op tafel te leggen, omdat je zo met het een het andere kan oplossen. Hoe is de lokale context? Welke andere thema’s zijn belangrijk? In het veenweidegebied is dit vaak bodemdaling, maar ook bereikbaarheid is een belangrijk thema. Daarbij is het goed om voor ogen te houden dat het er niet om gaat dat iedereen het onderste uit de kan krijgt, maar dat het gaat om het vinden van de middenweg.
Wanneer een gebied zich organiseert (bijvoorbeeld in de vorm van een coöperatie) kan het meer bijdragen aan de ontwikkeling van de eigen omgeving en voelt het zich meer eigenaar van deze ontwikkelingen. Daarvoor moet het gebied eerst op zoek naar het eigen verhaal. Waar vinden wij elkaar? Waar zit onze gedeelde grond? Aan de hand van een voorbeeld licht ik dit toe. In Gerverscop is de gebiedscoöperatie Ons Polderhart opgericht. Dit startte vanuit de vraag van een boer: ‘kunnen we wat met windenergie in onze polder, zonder dat we onderling in conflict raken? In plaats van af te wachten tot de gemeente knopen doorhakte, zijn ze in Gerverscop zelf aan de slag gegaan. Eerst door onderzoek te doen naar de mogelijkheden en wensen in het gebied. De oprichting van een coöperatie was de volgende stap. Al gauw was 80 procent van het gebied lid en organiseerde Ons Polderhart een traject voor zon op dak. Naast de opwek van energie wordt er nu ook gewerkt aan biodiversiteit én aan het buurtgevoel. Zo schafte Ons Polderhart een AED aan. Hoe toepasselijk.
De coöperatie fungeert als aanspreekpunt voor de gemeente en deelt met de gemeente haar ideeën. Uiteraard gaat niet alles vanzelf, maar de mensen die in de polders wonen, kennen hun omgeving en elkaar. Deze kennis is zeer waardevol. Transities kunnen alleen slagen als ze goed ingebed zijn in de lokale cultuur en aansluiten bij het lokale gedachtegoed. Door de energie van de samenwerking te gebruiken, ontstaat meedenken in plaats van tegen denken.