Datum: 23-01-2018
Net als de rest van Utrecht krijgt Overvecht er de komende pak hem beet twintig jaar woningen bij, wordt de wijk energieneutraal en zijn er aanpassingen nodig vanwege de klimaatveranderingen. In het atelier ‘Kracht van [Over]vecht’ laat Architectuurcentrum Aorta die opgave deze winter integraal onderzoeken. Het resultaat krijgt zijn beslag in een kansenkaart. Betrokkenen zoals de gemeente, corporaties en waterschappen kunnen de kaart raadplegen bij het maken van hun eigen plannen. Zo ontstaat samenhang op wijkniveau en hebben de toekomstplannen meteen een zekere draagkracht in de wijk.
Tekst: Martine Bakker
Op 10 januari werden de tussentijdse bevindingen voorgelegd aan belangstellenden, voornamelijk bewoners en ondernemers. Voor expliciet vakinhoudelijk commentaar had Aorta de landschapsarchitecten Sander Rombout (Copijn) en Paul Achterberg (Quadrat), architect Emile Revier (Posad) en Marianne Lensink van de gemeente Utrecht uitgenodigd. Het atelieronderzoek concentreert zich op de zone langs de Vecht omdat hier de komende jaren al veranderingen zijn gepland. Thematisch spitst het zich toe op de thema’s ‘gezond en sociaal’, ‘water en klimaat’ en ‘energie en circulariteit’. Ateliermeester is Jandirk Hoekstra van H+N+S Landschapsarchitecten.
Kleine stad
De onderzoekers stelden 10 januari voorop dat Overvecht in feite een kleine stad is. Bij de eerste bijeenkomst, midden november, was dit ook al gezegd, maar met precieze cijfers, kaarten en schetsen op tafel bleek pas echt wat het behelst. Een kansenkaart moet op alle schaalniveaus werken. Praat je over veranderingen in Overvecht dan gaat het over de schaal van woningen, van straten, van buurten, van grote deelgebieden, van de wijk als geheel en van Utrecht als geheel.
Voor de waterhuishouding en de klimaatopgave moet je zelfs voorbij de stadsgrenzen kijken. ‘Doe dat dan ook, zet gerust groots in’, drukt Paul Achterberg de onderzoekers op het hart. ‘Een ingreep in Overvecht is peanuts op de schaal van Nederland. En de realiteit is ingewikkeld. Niet alleen lokaal en wereldwijd komt er veel op ons af, maar ook acuut en op de lange termijn.’
Kunstmatige dekzandrug
Landschapsarchitect Simon Verbeeck (LOLA) en hydroloog Mark de Weerd (Tauw) onderzochten de waterhuishouding van Overvecht. Door uit te zoomen tot de schaal van de regio – rivierkomgebied, veengebied met dekzandruggen, Utrechtse Heuvelrug – komen ze tot het verrassende voorstel om Overvecht, dat gebouwd is op opgespoten zand, te beschouwen als een kunstmatige dekzandrug. Dit is bevorderlijk voor de waterhuishouding en geeft houvast bij de keuze voor nieuwe beplanting.
Nieuwe beplanting is nodig om de wijk in de toekomst koel te houden en de watertemperatuur niet teveel te laten stijgen, onder meer om blauwalg te voorkomen. De loofbomen die nu op de bermen en in de parken van Overvecht staan zijn slecht bestand tegen de hogere temperaturen die door de klimaatverandering verwacht worden. Naaldbomen zouden beter zijn en laat dat nou net de natuurlijke begroeiing zijn van een dekzandrug. Op de bijbehorende schets ziet Overvecht er vreemd opgeruimd, zelfs chic uit, met rond de bekende flats glooiend zand, heide en zeedennen.
Cijfers
Dergelijke gedetailleerde ontwerpvoorstellen deden de andere onderzoekers nog niet. Landschapsarchitect Eek van der Krogt (Flux) en industrieel-ecoloog Jacob Verhaart (Except), die de – eventueel te koppelen – stromen van energie, water, mobiliteit, voedsel en afval in Overvecht onderzochten, becijferden onder meer de energievraag, de mogelijke energiebesparing en de mogelijke energieopwekking voor de wijk in het algemeen.
Omdat zij het vervolgens voor vier deelgebieden nog eens specificeerden, gaf het alvast een goed idee van de orde van grootte. De verdere vertaalslag naar ontwerp zullen Verhaart en Van der Krogt nog specifieker toespitsten op de situatie in Overvecht. Heel veel Overvechtse woningen bevinden zich bijvoorbeeld in flats en bijna alle flats zijn bezit van corporaties. Dan pakt het ideale toekomstscenario van een bewoner die energie consumeert én produceert anders uit.
Verhaart en Van der Krogt willen de duurzaamheidsmaatregelen – van zonnepanelen tot buurtmoestuinen – duidelijk zichtbaar maken voor mensen van binnen en buiten de wijk. Omdat je momenteel niet door de wijk fietst als je er niets te zoeken hebt, stellen zij voor om het autoverkeer buitenom te leiden en de huidige grote wegen te veranderen in fietsalleeën. Dit zou meteen tegemoet komen aan de water- en klimaatopgave. Met minder straten zakt het regenwater bijvoorbeeld makkelijker in de grond. Daarnaast helpt het om Overvecht uit zijn sociale isolement te halen.
Oevervecht
Dat Overvecht een te geïsoleerde wijk is staat voor alle onderzoekers vast. Het gaat om een mentaal isolement, door de heersende vooroordelen, maar ook om een fysiek isolement, omdat de wijk aan alle kanten de rug naar de omgeving keert. Met name in de strook langs de Vecht is dat volgens sociaal onderzoeker en ondernemer Robbert Maas (SOON) en stedenbouwkundige Sven van Oosten (MA.AN) ‘te gek voor woorden’. Als het aan hen lag zou Overvecht ‘Oevervecht’ heten.
Maas en Van Oosten onderzochten hoe ruimtelijke ingrepen de sociale samenhang in de wijk zou kunnen verbeteren. Dat de gezondheidscijfers in Overvecht laag zijn is volgens hen vooral te wijten aan sociale factoren. Qua roetconcentraties komt de wijk er voor Utrechtse begrippen namelijk goed vanaf, maar bewoners hebben er bovengemiddeld vaak schulden en de werkloosheidscijfers zijn hoog. Zij vinden het belangrijk dat de Overvechters meer regie krijgen over hun eigen leven, ‘want dat maakt gelukkig’.
Wijkgedachte
Dat het in Overvecht extra lastig is om zelf de regie te nemen heeft volgens hen te maken met de wijkgedachte, waarmee Overvecht indertijd is vormgegeven. Dat stedenbouwkundige principe voldoet al lang niet meer want het gezin is niet meer de hoeksteen van de samenleving. Vijftig procent van de bewoners van Overvecht is alleenstaand, er wonen relatief veel ouderen en de culturele achtergrond van de bewoners loopt enorm uiteen. ‘Dit vraagt om een andere stedenbouwkundige structuur’, stellen Maas en Van Oosten, ‘met andere voorzieningen’. Daarnaast zou het goed zijn als het aantal arbeidsplaatsen in Overvecht stijgt – de wijk biedt nu de minste arbeidsplaatsen van heel Utrecht.
Ook de bestaande infrastructuur is gestoeld op de wijkgedachte. De paden voor voetgangers en fietsers zijn buurtgericht en wijkvoorzieningen zoals het grootwinkelcentrum bereik je nog steeds het gemakkelijkst met de auto. Plaatselijke initiatieven van bewoners, zoals een buurttuin, zijn nauwelijks zichtbaar. Maas en Van Oosten denken dat het zou helpen als dergelijke ontmoetingsplekken en voorzieningen aan doorgaande routes voor langzaam verkeer zouden liggen. En als die routes vervolgens aantakken op andere fietsroutes in de stad. Daarom stellen zij ook een of twee nieuwe fietsbruggen over de Vecht voor.
Oevervecht is niet de enige catchy frase van Maas en Van Oosten. Om de wijk in alle opzichten gezonder te maken presenteren zij Overvechtse ‘buitenplaatsen’, daarmee verwijzend naar de buitenplaatsen die rijke Amsterdammers in de zeventiende eeuw langs de Vecht lieten aanleggen. In de Vechtzone, waar de kansenkaart zich op concentreert, zouden de atletiekbaan, de zorgflat, het sportpark, het RWZI-terrein en de prostitutiezone – door hen aangeduid als ‘plezierlandschap’ – zich goed lenen voor een dergelijke typologie.
Speciale plekken
Na de presentaties van de drie teams werd er in drie groepen over doorgepraat. De bewoners, ondernemers en experts leveren fris en constructief commentaar. Emile Revier vraagt bijvoorbeeld hoe je met ‘een soort structuurvisie’ voor de Vechtzone een bewoner hoog in een flat achterop Overvecht bereikt. Paul Achterberg verwondert zich over de onbekendheid van mooie plekken in Overvecht en vindt dat ze beter moeten worden uitgelicht. Hij roept op om speciale plekken ook echt speciaal te maken.
Een van de concrete tips aan de ‘thematafel energietransitie’ is om de uiteenlopende warmtevragen gezien de situatie in Overvecht te scheiden. Zo kun je gebruikmaken van het RWZI-terrein, aanhaken op het bestaande warmtenet en het bedrijventerrein een rol geven, bijvoorbeeld voor de productie van zonne-energie. De onderzoekers van de wateropgave krijgen onder meer de tip om de bevaarbaarheid van het water in Overvecht te bevorderen, zodat je in de toekomst bijvoorbeeld van de Klopvaart de Vecht op kunt varen.
In sociaal-maatschappelijk opzicht kan Overvecht nog veel meer gebruik maken van de ‘verbinders’ die er nu al actief zijn, zoals sportclubs. Sven van Oosten denkt dat Yusuf ‘echt niet ineens gaat hockeyen als er een hockeyveld wordt aangelegd’, maar korfbalcoach Arjen van Ree stelt uit ervaring dat Yusuf dat juist wel gaat doen. Sander Rombout benadrukt dat Overvecht een wijk is met grote verschillen. ‘Als je die verschillen kent, zoek je anders naar oplossingen. Misschien kom je wel uit op veel kleine in plaats van een grote nieuwe opgave’. Dit raakt aan de eerder genoemde schaalkwestie.
Verwondering
Al met al maakt de presentatie van de tussenstand duidelijk dat de resultaten van de drie teams mooi op elkaar aansluiten. Overvecht wordt in het onderzoek voor de kansenkaart langzaam uitgepakt en er blijkt veel mogelijk. Vooral de ruime opzet en de ligging van de wijk zijn een troef. De tussenstand maakt nieuwsgierig naar de volgende stap van het atelier, waarin de nu nog vrij abstracte thematiek concreet wordt uitgewerkt in ontwerpen. Ik hoop op meer tekeningen zoals van de flats tussen de naaldbomen, waarbij je eerst denkt: Is dit Overvecht?! Verwondering is een prima uitgangspunt voor verandering.
Martine Bakker is als architectuurhistoricus gespecialiseerd in moderne en hedendaagse architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Zij is redacteur bij Uitgeverij Blauwdruk en werkt freelance aan artikelen, eindredactie en het organiseren van debatten. In 2017 is zij stedelijk redacteur voor AORTA.