Datum: 21-09-2016
Is Utrecht een aantrekkelijke stad om in te wonen? Hoewel inwoners overwegend positief oordelen over de fysieke leefomgeving, de openbare ruimte en het groen in hun stad kunnen de rapportcijfers nog een stuk beter. Tijdens de Aorta City Talk #3 over Publieke Ruimte als verbinder van vele wensen ging moderator Guido Wallagh (Inbo) daarover het gesprek en de discussie aan met experts, ambtenaren, ontwerpers, ondernemers en bewoners/initiatiefnemers. ‘De stad verdichten zorgt voor meer openbare ruimte!’ Een verslag van de avond.
Tekst: Maurice Hengeveld
Utrechters overwegend positief
‘Utrecht is een aantrekkelijke stad om te wonen, zo blijkt uit de woonaantrekkelijkheidsindex van Nederland, waar Utrecht de tweede plaats bekleedt. Utrechters blijken in 2014 opnieuw overwegend positief over hun woning en hun buurt.’ Dat valt te lezen in de Utrecht Monitor 2015 van de gemeente Utrecht. Daaruit blijkt dat Utrechters hun buurt waarderen met een, al jaren stabiel, rapportcijfer 7,0. De gemeten onderhoudskwaliteit van de openbare ruimte in de stad blijkt meestal voldoende, zowel wat betreft het groen- als het schoononderhoud. Het rapportcijfer voor netheid daalde in 2014 licht naar een 6,4. Een jaar later – de Utrecht Monitor 2016 is inmiddels vervat in een heuse website – klinkt de conclusie: ‘In de periode 2012-2015 neemt de tevredenheid van inwoners over het onderhoud van straten, pleinen, stoepen en fietspaden in de eigen buurt gestaag toe (rapportcijfer 6,3 naar 6,6). In diezelfde periode stijgt ook de waardering voor de staat van het openbare groen in de eigen buurt (rapportcijfer 6,5 naar 6,7). De tevredenheid van bewoners over parken in de buurt en over het aanbod van groenvoorzieningen in de stad is onveranderd ten opzichte van eerdere jaren. De meest bezochte groengebieden in Utrecht zijn het Griftpark, het Wilhelminapark en het Máximapark.’
Naar een integrale aanpak
Hoewel de gemeente in haar Utrecht Monitor ‘spreekt’ van een overwegend positieve beoordeling van fysieke leefomgeving, openbare ruimte en groen in de stad zijn de door Utrechters toegekende rapportcijfers eerder matig te noemen. Niet geheel ten onrechte dus dat de gemeente de laatste jaren op zoek is naar een meer integrale aanpak die techniek, infrastructuur en een prettig verblijf beter aan elkaar verbindt. De toenemende druk op de snel uitdijende binnenstad speelt daarbij vanzelfsprekend ook een belangrijke rol. Om lokale bewoners en ondernemers beter te betrekken heeft de gemeente – zo valt te lezen in de uitnodiging voor de Aorta City Talk #3 – een methodiek ontwikkeld om samen met hen straten opnieuw in te richten. Het zou de kans op een succesvolle plek groter maken, kosten (voor bijvoorbeeld beheer) verlagen en de kans op weerstand verkleinen. De summiere beschrijving van deze methodiek in het ‘Handboek Openbare Ruimte’ van de gemeente (vanaf pagina 22) maakt nieuwsgierig naar wat daarover tijdens de City Talk wordt gedeeld. Ook de vraag of wensen van bewoners en ondernemers werkelijk een integraal onderdeel worden van het ontwikkelen van onze pleinen, parken en straten roept om een antwoord.
Nieuwe kaders
Eind 2015 presenteerde het Utrechtse College van burgemeester en wethouders de ‘Nota Ketenaanpak Openbare Ruimte’. De voorgestelde aanpak werkt langs twee sporen. Als eerste is gewerkt aan het versterken van de regie in de openbare ruimte door het verankeren ervan in zowel interne als externe werkprocessen. Ten tweede wordt met de nota ‘Het Ruimtelijk Kader’ gewerkt aan het op hoofdlijnen borgen van de inhoudelijke samenhang in de openbare ruimte. Onderdeel hiervan is een kaart met de Hoofdstructuur Openbare Ruimte en een kaart met de drie kwaliteitsniveaus: Domstad, Domstad Bijzonder en Utrechtse Allure. Met deze drie niveaus worden gebruik, inrichting en beheer beter afgestemd. Het resultaat van een inrichting volgens de principes van deze kwaliteitsniveaus moet op termijn een aantrekkelijkere, veiligere, schonere en gezondere openbare ruimte opleveren. Ook valt in de Nota te lezen: ‘Het programmateam Openbare Ruimte bespreekt en zorgt voor samenhang in nieuwe initiatieven van bewoners, ondernemers, belanghebbenden en de gemeente. Is het een goed idee? Hoe wordt het financieel gedekt? En wie wordt trekker?’
Belangrijke opgaves
Zicht op de voorliggende opgaves bij (her)inrichting van openbare ruimte in Nederland werd gegeven door Marie-Laure Hoedemakers van LODEWIJK BALJON landschapsarchitecten. Die opgaves zijn, volgens Hoedemakers, zowel ruimtelijk als procesmatig. Waar op het land de biodiversiteit afneemt, neemt die in de stad juist toe. Reden om in steden meer natuur inclusief te bouwen en naar een goede balans tussen ruimtelijke ontwikkeling en natuur te zoeken. Aandacht voor biodiversiteit, infiltratie en retentie van hemelwater en de hoge emissie als gevolg van mobiliteit spelen daarbij een belangrijke rol. Ook het creëren van ruimte voor bewonersinitiatieven en het goed borgen van het participatieproces is belangrijk, waarbij vanzelfsprekend wel kritische vragen moeten worden gesteld (zie ook onder Nieuwe kaders hierboven). Interessante vraag die Hoedemakers – zelf als mede-initiatiefnemer betrokken bij Hotel Buiten aan de Sloterplas in Amsterdam – opwerpt is of initiatiefnemers met betrekking tot hun eigen initiatieven andere maatstaven hanteren voor de beoordeling van kwaliteit. Er is tenslotte ook een sterke behoefte aan ongeorganiseerdheid in onze geordende maatschappij, waarbij gebruikerskwaliteit dikwijls belangrijker is dan ruimtelijke kwaliteit.
Burger en publieke ruimte
Tine de Moor, hoogleraar geesteswetenschappen aan de Universiteit Utrecht en onderzoeker binnen het ‘Institutions for Collective Action’, zoomt vervolgens in op de algemene trends rond burgerparticipatie. Duidelijk is dat er zich sinds de intrede van de ‘participatiesamenleving’ in 2013 opvallend veel collectieven hebben gevormd die steeds breder gaan samenwerken. Dergelijke collectieven zijn er op het gebied van bezit (deeleconomie), consumptie (aankopen), productie (ambachten) en zorg. De vorming van dergelijke collectieven rond het ontwikkelen, realiseren en beheren van publieke ruimte blijven daarin nog wat achter volgens De Moor, hoewel het aantal gebiedscoöperaties wel toeneemt. Het antwoord op de vraag wat burgers kunnen en mogen in de publieke ruimte lijkt dikwijls nog wat diffuus evenals de verhouding tussen vrijwilligers en professionals. Voor het waarborgen van de continuïteit lijkt het betrekken van professionals en/of organisaties in gebiedscoöperaties gewenst volgens De Moor, iets wat dan ook steeds vaker gebeurt. Als voorbeeld haalt zij het Westerkwartier in Groningen aan, weliswaar gericht op landschap en natuur, maar als organisatievorm sterk van samenstelling.
Coproduceren
Rond de hierboven onder Nieuwe kaders reeds toegelichte ‘Nota Ketenaanpak Openbare Ruimte’ schetst Leon Borlée, stedenbouwkundige bij de gemeente Utrecht, het hoe en waarom. Vanuit de ambities op het gebied van gezonde verstedelijking is het volgens Borlée wenselijk dat meer mensen zich gaan bewegen en/of verblijven in de openbare ruimte. Grip op die openbare ruimte is dan noodzakelijk om de kwaliteit ervan te kunnen verbeteren. De ketenaanpak stelt daartoe nieuwe kaders voor marktpartijen, maar biedt meer dan voorheen ook ruimte voor initiatieven. Het samen met bewoners en ondernemers coproduceren van de openbare ruimte biedt voordelen op het gebied van gebruik, inrichting en beheer en leidt sneller tot draagvlak. Dergelijke trajecten zijn echter niet vrijblijvend en vergen soms vergaande inspanningen. Verwachtingen daaromtrent moeten daarom vooraf goed worden gecommuniceerd. Burgerinitiatieven rond invulling van de buitenruimte zijn er nog niet veel, stelt Borléé, maar ruimte is er wel voor. Binnen het gemeentelijke apparaat is volgens hem sinds het coalitieakkoord Utrecht maken we samen uit 2014 ook een nieuwe energie merkbaar om echt anders met initiatieven om te gaan.
Aansluiten op de samenleving
Er is een voorzichtige kentering gaande van techniek naar meer verbinding met sociale opgaves. Dat stelt Ellen Wilms van Ingenieursbureau Tauw. Ook technische opgaves binnen het domein van de publieke ruimte vragen om een integrale benadering en aansluiting op de samenleving. Uiteraard is daarbij wel de omvang en urgentie van een project bepalend, maar participatie en co-creatie is ongekend belangrijk. Transparantie in taken en rollen en het leggen van echte verbindingen vanuit de ambitie zijn volgens Wilms succesfactoren binnen dergelijke trajecten. De urgentie van klimaatadaptatie in steden is bij (lokale) overheden weliswaar toegenomen, maar men is nog zoekende naar visie en beleid.
Uitgaan van wat er al is lijkt ook een succesvolle benadering voor initiatieven. Berdie Olthof, mede-initiatiefnemer van Ringpark-Dichterswijk en werkzaam bij Feddes/Olthof Landschapsarchitecten, schetst kort de weg die zij bewandelde om haar initiatief onder de aandacht te krijgen. Het plan gaat uit van een ringvormige route door de wijk die aantrekkelijke plekken, pleinen en veldjes verbindt. Het brengt samenhang in losse initiatieven van bewoners en ondernemers en kan in de loop van de jaren verder groeien. Groen is volgens Olthof niet het sluitstuk van stedelijke ontwikkeling, maar het begin.
Werken vanuit de opgave
Hoe werk je aan een betere stad, dwars door de soms nog verkokerde lagen van de ambtelijke organisatie heen? Werken vanuit de opgave is daarop volgens Peter Steijn, Themadirecteur Healthy Urban Living bij de gemeente Utrecht, hét antwoord. Mede vanwege de verdichtingsopgave voor snel groeiende steden als Utrecht wordt de kwaliteit van openbare ruimte volgens hem steeds belangrijker. Het aanbod neemt door verdichting niet af maar eerder toe, door toevoeging van voorheen private gebieden aan het stedelijk (woon)programma. Ook hij ziet daarin, net als Olthof, kansen voor bestaande groenvoorzieningen en het verbinden daarvan. Het Gezonde Stadseiland, een project waarvan de uitwerking momenteel nog (binnen de gemeente) loopt, is daarvan een aansprekend voorbeeld. Relevante vraag daarbij is volgens Steijn: worden we een georganiseerde stad als Londen of meer een stad als Berlijn inclusief rafelranden. De lopende gesprekken over het wel of niet behouden van Vechtclub XL in de Merwedekanaalzone is daarvan een actueel voorbeeld. Steijn: ‘Participatie vindt momenteel op verschillende niveaus en steeds meer met de stad plaats. Wij zeggen als gemeente tenslotte ‘Utrecht maken we samen’, dus elke keer als we dat niet doen krijgen we vanzelf vragen.’
Voer voor verdere verdieping
Vragen en opmerkingen over het principe van samen stad maken komen ook gedurende de City Talk al naar voren. Onder andere dat burgers en hun initiatieven niet altijd als serieus of volwaardig worden gezien en dikwijls zelfs met achterdocht worden benaderd, bijvoorbeeld als men initiatiefnemer en tegelijk ondernemer is binnen het initiatief. Of dat er, dikwijls mede vanwege die achterdocht, uitgebreide en zwaar onderbouwde plannen moeten worden opgesteld en voldoende draagvlak moet worden aangetoond waarbij de ‘grenzen’ niet altijd duidelijk zijn. Gelden diezelfde eisen bijvoorbeeld voor ontwikkelaars? Plannen vormen zich dikwijls gaandeweg en vragen dan ook dikwijls om bijsturing. Ambtelijke ondersteuning daarin wordt nog niet altijd ervaren. Wat nodig lijkt is duidelijkheid over de maatschappelijke relevantie, kwaliteitscriteria en financiering van plannen, het vergroten van de betrokkenheid en het samenbrengen van partijen, waarbij ook minder ‘actieve’ burgers worden betrokken. Er is weliswaar een andere wind gaan waaien binnen de gemeentelijke organisatie, nog niet iedereen lijkt dat te merken. De ondanks de extreme warmte goed bezochte en zeker geslaagde City Talk geeft in ieder geval voldoende voer voor verdere verdieping.
Sander de Knegt maakte een live schetsontwerp tijdens de City Talk Publieke Ruimte. Download deze hier.
City Talks zijn onderdeel van het programma SHARED SPACE, dat zich richt op de vraag welke verstedelijkingsprincipes kunnen worden ingezet voor een sterk groeiende stad en welke maatschappelijke thema’s kunnen meeliften op de verwachte groei. Elke City Talk onderzoekt een ontwikkeling die bijdraagt aan deze ambitie.
Maurice Hengeveld is freelance tekstschrijver-redacteur-journalist en tevens als pr/communicatiemedewerker verbonden aan het gebiedsproject Meer Merwede. Hij werkte voorheen als hoofdredacteur bij DUIC.nl en als coördinator pr/communicatie bij De Kargadoor. Maurice richt zich voornamelijk op storytelling, brand journalism en web content strategie en schrijft graag over zijn stad: Utrecht.