Datum: 25-05-2018
Op de zandvlakte die ontstaan is met de sloop van de hallen op het Defensieterrein aan het Merwedekanaal kun je niet om het markante silhouet heenkijken. Het Jongerius Kantoor achter de gelijknamige villa heeft z’n spectaculaire aankleding met rode letters en glazen torentjes terug. Het gebouw uit 1936 is duurzaam gerestaureerd tot een vergader- en congrescentrum. Naast bijeenkomsten gaat het inpandige grand café zich in de toekomst ook richten op de woonwijk die ernaast verrijst als deel van de Merwedekanaalzone. Het Jongerius-complex zal dit gebied karakter geven, gebaseerd op een unieke historie.
Tekst: Arjan den Boer
Selfmade-ondernemer
Het verhaal achter het Jongerius-complex is het verhaal van de selfmade-ondernemer Jan Jongerius (1888-1941). Hij bouwde vanuit de tuinderij van zijn ouders niet alleen een bloeiend autobedrijf op, maar realiseerde ook een uniek staaltje architectuur. Eerst verrees in 1936 het kantoor als representatief uithangbord, en een paar jaar later de markante villa als woonhuis voor z’n grote gezin. Ze werden visueel met elkaar verbonden door een tuin met witte muurtjes, rode buizenhekken en pergola’s.
Het geheel was een futuristisch mengsel van Art Deco, modernisme en de typisch Amerikaanse stijl van tankstations en amusementsparken, die Jongerius had leren kennen als belangrijke Ford-dealer. Gewend als hij was om alles in eigen beheer te doen, ontwierp Jongerius het kantoor en de villa zelf en liet ze door z’n personeel bouwen. De gebruikte technieken en materialen hadden meer met carrosseriebouw te maken dan met bouwkunde.
Het moet destijds voor velen een verrassende verschijning zijn geweest. De krant Het Centrum schreef over het kantoor: “Een helder verlicht wit gebouw staat tusschen de zwarte fabrieksgevels langs het Merwedekanaal… den ingang overkapt door een enorme verlichte luifel als ware het de entree van een modern theater.” Grote felrode letters op de spierwitte gevel gaven niet alleen de bedrijfsnaam aan, maar op de hoeken ook het woordmerk van Fords V8-motoren.
Verval en restauratie
Na de dood van Jan Jongerius ging het bergafwaarts met het bedrijf, totdat het complex rond 1955 door Defensie in gebruik werd genomen. Het kantoor verloor z’n trotse torentjes en er werd van alles omheen en aan vast gebouwd. Ook de villa raakte in de loop der jaren slechte staat, maar kwam in 2008 in handen van de Stichting Vrienden van het Jongeriuscomplex. Deze stichting, met als doel het complex in ere te herstellen, bestaat uit leden van de familie Jongerius, kleinkinderen van de bouwer. Sinds 2013 exploiteren zij de gerestaureerde Villa Jongerius met succes als vergader- en evenementenlocatie. De stichting verwierf ook het kantoor en in 2016 kon de restauratie van start gaan met een lening van het Nationaal Restauratie Fonds.
De restauratie-architecten waren Carin ter Beek en Roel Lichtenberg van BLAUW architecten. Zij deed eerst uitgebreid onderzoek naar de historie en opzet. Daarbij moesten bij gebrek aan bouwtekeningen oude foto’s en filmbeelden bestudeerd worden. Door de onorthodoxe werkwijze van Jan Jongerius stond er weinig of niets op papier. Ook werd duidelijk dat Jongerius vaak ad hoc met voortschrijdend te werk ging; zo was de vloer van de begane grond van zwak gewapend beton maar van de verdieping versterkt met overdreven zware stalen balken. De ramen hebben geen echte kozijnen maar zijn geconstrueerd uit stalen profielen, zoals bij auto’s. Uiteindelijk zijn deze profielen voor de restauratie opnieuw op maat gemaakt door een ambachtelijke smid.
Openheid
Het Jongerius Kantoor bestaat uit vier grote ruimtes, op beide verdiepingen één aan elke zijde van het centrale trappenhuis. Er waren destijds showrooms en kantoorzalen voor de administratie en tekenafdeling. De lichte open ruimtes zijn karakteristiek voor het gebouw en waren bovendien alle vier nodig voor een succesvolle nieuwe bestemming als congrescentrum. Maar er moesten ook dienstruimtes komen zoals keuken en toiletten, die samen een van de vier ruimtes zouden beslaan. Als alternatief daarvoor bedacht BLAUW twee compacte kernen, een soort losstaande torens aan weerszijden van het trappenhuis, met een tussenverdieping voor extra oppervlakte. Zo bleef de openheid bewaard.
Beneden is rechts een grote zaal en links het Grand Café. In de linker zijgevel heeft BLAUW een grote glazen pui gemaakt, alvast gericht op de nieuw te bouwen wijk. Dit is de grootste ingreep aan de buitenkant — de reconstructie van de luifel en torentjes daargelaten, evenals de sloop van latere aanbouwsels. Deze nieuwe opening zit op de plaats waar het gebouw in 1944 beschadigd raakte bij een geallieerd bombardement, omdat de bezetter de hallen van Jongerius had gevorderd.
Aankleding
BLAUW heeft ook het interieur ontworpen, wat voor een mooie eenheid zorgt. Het is een combinatie van historische reconstructies en passende eigentijdse elementen. De hoge lambriseringen onder de ramen zijn net als in het oorspronkelijke kantoor ‘gehout’: door een ambachtelijke schilder van een imitatie-houtnerf voorzien. Dit is zeker niet de goedkoopste oplossing! Wel zijn brandveilige materialen gebruikt in plaats van zachtboard, net als aan het plafond. De plafondindeling in verspringende vakken is gebaseerd op oude foto’s, tot aan de positie van de lampen aan toe. Deze vakverdeling heeft zelfs als maatvoering gediend voor moderne toevoegingen.
De stoelen die BLAUW selecteerde voor het café zijn van de Franse ontwerper Jean Prouvé, net als het Jongeriuscomplex eind jaren dertig ontstaan en machinaal vervaardigd zoals in de autoindustrie. In het interieur wordt vaak naar de historie verwezen. Zo hangen er stalen staanders van de in 2016 gesloopte Morrishal van Jongerius boven de bar. Ook zijn er twee hoge wanden met talloze historische foto’s. Op de bovenverdieping zijn de voorstellingen in de vitrages geïnspireerd op oude filmbeelden van familiefeesten. De vitrages dienen als aankleding van de glazen tussenwanden waarmee boven vier kleinere zalen zijn gerealiseerd. Door het gebruik van glas en vitrage is het doorzon-gevoel bewaard gebleven.
Glas-in-lood
Het grootste historische element in het kantoor — en bij binnenkomst de absolute blikvanger — is het ruime marmeren trappenhuis met enorm glas-in-lood-raam. In tegenstelling tot de rest van het pand werd het marmer in de defensie-periode niet gestript en is dus nog origineel. Het raam werd rond 1970 wel verwijderd en herplaatst in een pand aan de Overste den Oudenlaan. Het kon enkele jaren geleden worden gered en is inmiddels gerestaureerd met steun van particulieren en bedrijven.
Na bijna vijftig jaar keerde het raam onlangs terug op z’n oorspronkelijke plek. Het bestaat uit 60 glas-in-loodpanelen die samen de veelzijdige bedrijfs- en familiehistorie van Jongerius tonen. Zo zijn er allerlei Ford-garages te zien maar ook de tuinderij waar alles mee begon, en Jans buitenlandse reizen tot China aan toe. Het raam werd in 1939 bij het 25-jarig jubileum gemaakt door Willem Mengelberg. Deze glaskunstenaar ontwierp vooral kerkelijke kunst, maar maakte voor de prominente katholiek Jongerius een uitzondering.
Duurzaam monument
Niet of nauwelijks zichtbaar, maar wel een grote voorbeeldfunctie heeft de duurzaamheid van het gerestaureerde Jongerius Kantoor. Het is bepaald niet eenvoudig om monumenten energiezuinig te maken: ze zijn daar niet op gebouwd en historische elementen en oorspronkelijke materialen mogen niet vervangen worden. Het Jongerius Kantoor heeft echter meegedaan aan een duurzaamheidspilot van het ministerie van OC&W en is daarmee een van de 16 duurzame voorbeelden op restauratiegebied in Nederland.
De basis voor de duurzaamheid vormt de isolatie: de hele gevel is ingepakt in een 8 centimeter dikke laag piepschuim. Hieronder konden de oorspronkelijke staal- en metselconstructies behouden blijven. Ook op het dak is een dikke isolatielaag aangebracht. Daar staan verder zonnepanelen, die de gehele eigen elektriciteitsbehoefte kunnen verzorgen op momenten dat de horecakeuken niet draait.
Een uitgebalanceerde installatie regelt het binnenklimaat met pompen voor warmte- en koudeopslag (zomerwarmte wordt ’s winters gebruikt en vice versa). Daarmee is het Jongerius-kantoor het eerste aardgasvrije gebouw in de Merwedekanaalzone en een voorbeeld voor de hele nieuwbouwwijk. Het is een leuke vraag wat Jan Jongerius hiervan zou hebben gevonden. Zou hij verknocht zijn geweest aan de fossiele brandstoffen waarmee hij groot was geworden, of juist enthousiast meegegaan zijn met de technische innovaties?
Het Jongerius Kantoor doet op 2 juni mee aan de Dag van de Architectuur. In verband met de grote belangstelling is aanmelden noodzakelijk.
Arjan den Boer is publicist en rondleider op het gebied van monumenten en architectuur. Hij schrijft onder andere voor de Utrechtse Internet Courant over vergeten gebouwen. Daarnaast draagt hij bij aan een boek over Utrechtse naoorlogse architectuur. Ook zijn eigen website is een schat aan historische kennis. Door zijn hedendaagse blik en vlotte pen inspireert hij vele Utrechters die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van hun stad.